Spiegeloog - Het zelfportret in de Nederlandse kunst
Wat maakt het zelfportret zo populair? Wat zegt het over de kunstenaar? Museum Arnhem presenteert in de tentoonstelling 'Spiegeloog' het zelfportret, een genre dat al eeuwenlang onderdeel is van de beeldende kunst. Naast zelfportretten uit de eigen collectie van neorealisten en hedendaagse kunstenaars, worden belangrijke bruiklenen getoond die de ontwikkelingen laten zien vanaf het begin van de twintigste eeuw tot nu. De motieven om een zelfportret te maken lopen uiteen; soms in opdracht, soms als studiemateriaal, als aanleiding tot zelfonderzoek of als middel om te experimenteren met verschillende stijlen. Het zelfportret is een momentopname waarmee de kunstenaar de toeschouwer toont hoe hij/zij zichzelf ziet, en bovenal, hoe hij of zij gezien wil worden. Het genre ontwikkelde zich niet alleen sterk in de tijd, ook kunstenaars van dezelfde generatie benaderen het genre op geheel uiteenlopende wijze. Ontwikkelingen Met meer dan honderd schilderijen, tekeningen, foto- en videowerken en installaties wordt in Spiegeloog een rijk beeld geschetst van het zelfportret. In de tentoonstelling en publicatie komen belangrijke ontwikkelingen in de twintigste eeuw aan bod, zoals de erkenning van het onderbewustzijn en het verdwijnen van de herkenbare representatie. In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt het zelfportret in de conceptuele- en de feministische kunst, in ‘body-art’ ingezet om politieke, sociale en andere maatschappelijke kwesties aan de orde te stellen. Steeds vaker wordt het genre verbonden met kwesties rond gender en etnische identiteit.
Marinus Boezem, The Absence of the Artist, 1970-1995. Courtesy Upstream Gallery Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij
TijdsgeestNaast de weergave van het uiterlijk of als spiegel van de ziel van de kunstenaar laat het zelfportret ook de tijdsgeest zien. Enerzijds is het een toonbeeld van individualiteit, tegelijkertijd is het ook een universeel middel om het Zelf te tonen. Weer anderen stellen in hun zelfportret de verbeelding van een zelf, of zoiets als een innerlijk ter discussie. Spiegeloog zoekt deze onderliggende spanning tussen de portretten op. Zo contrasteert het bijna doorschijnende zelfportret van Jan Mankes (1889-1920) uit 1912 met een naakt zelfportret van fotograaf Katharina Behrend (1888-1973) uit 1908. Een heroïsch zelfportret van Carel Willink (1900-1983) wordt vergeleken met het zelfportret ‘Ik’ (1932) van Gerrit van ’t Net (1910-1971) die zijn ‘ik’ laat opsplitsen.
Zelfportret Jan Mankes
Zelfportret Katharina Behrend
SelfieIn Spiegeloog is ook aandacht voor het effect van de (amateur) selfie en daaraan verbonden de ‘status-anxiety’. Heeft de huidige selfie-beeldenstroom invloed op de wijze waarop kunstenaars omgaan met het zelfportret? Vergelijkbaar met de uitvinding van de spiegel, heeft de uitvinding van de fotocamera grote invloed op de zelf-representatie van de kunstenaar. De komst van de lichtgewicht camera opende de weg voor spontane, niet geposeerde portretten voor binnen én buiten het atelier. Door de bereikbaarheid van de camera en de digitale mogelijkheden lijkt de grens tussen de intimiteit van een zelfportret in besloten sfeer en de vrij toegankelijke, publieke openbaarheid opgeheven. Tentoonstelling 'Spiegeloog. Het zelfportret in de Nederlandse kunst' is te bezoeken van 3 oktober 2015 tot en met 24 januari 2016. Ga voor meer informatie naar de website van Museum Arnhem.