Karel Appel: jazzschilder-componist
Vooruitlopend op 2016, waarin het tien jaar geleden is dat Karel Appel (1921-2006) overleed, staan we stil bij een bijzondere periode in het leven van Appel. De periode vanaf ruwweg 1957 tot 1962 markeert wat wel gezien kan worden als Appels meest vitale periode. Het is de tijd waarin Appel (free-)jazz speelt met verf en penseel en zijn kolossale doeken letterlijk met een mes te lijf gaat. Compositie (1956). Bron: Mutualart.com In 1957 reist Appel naar New York en maakt hij kennis met Amerika. Als groot jazzliefhebber is New York voor hem een openbaring, waar hij jazzlegendes als Dizzy Gillespie, Miles Davis en John Coltrane ontmoet en hen in zijn atelier schildert. Ook leert hij hier het werk van de grote, Amerikaanse abstract-expressionisten kennen. Uiteindelijk begint Appel zelf met muziek te experimenteren en neemt hij in 1963 zelfs een LP met de titel Musique Barbare op. Comme un paysage (1959). Bron: Mutualart.com https://www.youtube.com/watch?v=cS3zSE-Nbf0 De synthese tussen deze twee invloeden – jazz en abstract-expressionisme – gaat zijn schilderkunst in de komende jaren diepgaand beïnvloeden. Inmiddels legendarisch zijn de beelden van Appels strijd met verf uit Jan Vrijmans De werkelijkheid van KarelAppel (1961). Appel – die in zijn Cobratijd al vond dat hij een hogere premie verdiende dan zijn collega’s, simpelweg omdat hij meer verf gebruikte – ontwikkelt vanaf 1953 zienderogen een steeds materiëlere werkwijze met enorme hoeveelheden olieverf. Dit draagt volgens de kunstenaar bij aan de 'verlichaming van de verf'. Door de grootse materie zijn Appels schilderijen uit allerlei posities en hoeken te bekijken. Zijn schilderijen gaan soms zelfs voor het canvas verder in hun bijna sculpturale opzet, en komen zo steeds meer tot leven. Danse d'espace avant la tempete (1959). Bron: National Galleries.org Niet voor niets staat op het doek, waardoor Vrijman via een uitsparing het werkproces filmde, de strofe ‘Door een DAAD aan het daglicht getreden om zijn schoonheid te tonen’. Met een sterk gevoel voor spontaniteit slaat, gooit, druipt en ramt Appel de verf op het doek, steeds weer intuïtief reagerend op de plastische uitkomsten van zijn ogenschijnlijk barbaarse chaos. Met paletmes of met zijn brute vingers mengt hij kleuren door elkaar en geeft hij woeste kijkrichtingen aan. Uit Appels verftubes ontspringen muzikale ritmes, accenten en toonhoogtes, die aan de hand van lyrische lijnvoeringen en groots opgezette bewegingen vorm krijgen. 'Ik schilder met klanken', vat hij dit proces zelf samen in 1961. Archaic Life (1961). Bron: Stedelijk Museum Amsterdam Klanken worden kleuren, kleuren worden timbres – de klankkleur van een instrument – en Appels schilderkunstige gebaar gaat zijn composities overheersen. Appels werken lijken te ontstaan, vergelijkbaar met jazzsessies waarin muzikanten 'in the moment' spelen, aftasten, reageren op hetgeen een fractie van een seconde eerder plaatsvond. Ondanks de wilde intensiteit en het spontaan-instinctieve karakter van de action paintings uit deze periode wordt Appel echter nooit een volledig abstracte schilder. Nog steeds zijn er vaak (sterk vervormde) wezens, gedaantes en dieren te ontdekken. Vrouw en struisvogel (1957). Bron: Stedelijk Museum Amsterdam De optimistische belofte van de jazz, opruiend en ingaand tegen bestaande structuren, paste Appel als gegoten. Met een ongekende intensiteit en kracht tilde Appel zichzelf, ondanks zijn nog maar net verworven status van internationale superster, naar een nieuw artistiek hoogtepunt. De woorden van Barbara Januszkiewicz kunnen daarvoor niet toepasselijker zijn: 'Jazz can be a blank canvas full of possibilities.' Sassen, J.H. (2008) Karel Appel. Jazz 1958-1962. Amstelveen: Cobra Museum: 16.