Interview Daan Roosegaarde over PRESENCE in het Groninger Museum
Daan Roosegaarde: ‘We moeten weer beelden gaan creëren hoe we willen dat de toekomst eruit gaat zien, want als we het niet verbéélden, gaan we er ook niet komen’
In het Rotterdamse Vierhavengebied, tussen betonnen panden langs een drukke weg, valt het pand waar het allemaal gebeurt direct op. De letters ROOSEGAARDE prijken op de voorkant van de oude glasfabriek die is omgeturnd tot hypermoderne studio. Hier werkt kunstenaar en innovator Daan Roosegaarde, samen met zijn team van designers, architecten en projectmanagers. Hij legt er de laatste hand aan een nieuwe expositie die diametraal afwijkt van al zijn eerdere werk. ‘Kijk, dit is een stuk tuin waar we veel te weinig mee doen. Nou ja tuin, grasveld.’ Roosegaarde wijst op een dor grasveld achter zijn studio, een kwart voetbalveld groot. ‘Zie je die oranje lijnen? Dat is de lay-out van het Groninger Museum. Zo kan je er echt doorheen lopen en dat heeft in het begin heel erg geholpen.’ Een aantal oranje touwen liggen over het grasveld gespannen. PRESENCE is Roosegaardes eerste museale soloproject dat 22 juni opent in Groningen. Een novum voor de kunstenaar en innovator die bekend staat om zijn projecten in de openbare ruimte: Smog Free Tower, Waterlicht, Icoon Afsluitdijk en vele andere. Voor het eerst moet hij zich beperken tot afgebakende ruimtes en het doen met wat mogelijk is tussen de museummuren.
Daan Roosegaarde door Willem de Kam
We are all crew
Roosegaarde praat snel, wil veel vertellen. Dat hij nog vermoeid moet zijn van een jetlag, hij kwam gisteren terug uit Japan, is nergens aan te merken. Hij ontving daar de World OMOSIROI Award, een Japanse innovatie award voor projecten die zich op het snijvlak van technologie en kunst bevinden. Precies wat Roosegaardes werk kenmerkt: (bio)technologie en kunst zijn de ingrediënten van zijn projecten. Techno poetry, zoals hij het zelf eens noemde.
“Ik hoop dat als het publiek de connectie voelt met de wereld om zich heen dat ze die ook minder snel kapot gaan maken”
De rode draad in al zijn projecten is de interactie tussen het publiek en zijn werk. Roosegaarde: ‘De quote “On spacecraft earth there are no passengers, we are all crew” van Marshall McLuhan is heel belangrijk voor me. We zijn een onderdeel van deze aarde, we zijn bemanning. Daarom maak ik interactief werk, ik hoop dat als het publiek de connectie voelt met de wereld om zich heen dat ze die ook minder snel kapot gaan maken.’ Maar Roosegaarde wil meer dan alleen bewustzijn creëren. ‘Ik wil ook een oplossing bieden. Zoals in mijn laatste project Space Waste Lab, waarover de VPRO een documentaire heeft gemaakt voor Tegenlicht. Ze volgden me anderhalf jaar over de hele wereld. Space Waste gaat over de vraag: wat kunnen we met die 8,1 miljoen ruimteafval doen? Het woord schoonheid speelt daarbij een rol: schoon water, schone lucht, schone ruimte.’ ‘Kijk.’ Roosegaarde klapt zijn laptop open en start de promo voor de Tegenlicht uitzending. Voice-over: “Door satellieten hebben we alles met alles verbonden. Alleen deze connectiviteit is niet zonder gevolgen.” Dan zien we Roosegaarde: “Ruimteafaval is de junk die wij achterlaten in het heelal. Ik wil niet wakker worden over 25 jaar en vastzitten in een planeet terwijl er nog zoveel te ontdekken is.” Voice-over: “Zitten we niet vast in ons eigen ruimtevaart afval?” De promo eindigt met het silhouet van Roosegaardes hoofd tegen een achtergrond van een lichtbol, wat een nogal dramatisch effect geeft. Dit is mooi zeg, jouw hoofd zo. Roosegaarde gniffelt. Bedenken zij dat dan? ‘Eh, ik heb een suggestie gedaan.’ De betreffende Tegenlicht aflevering, Ruimtepuinruimers, is hier terug te kijken. Tekst loopt door onder de foto.
Ingang Studio Roosegaarde in Rotterdam
Alle bordjes moeten weg
Roosegaarde staat met PRESENCE voor een enorme uitdaging. Het project vraagt om een nieuwe benadering. Daar wil ik meer over weten. Hoe ga je te werk in een museum? ‘We moesten op een andere manier gaan nadenken: hoe kan ik natuurlijke elementen die je in de openbare ruimte hebt op een andere manier gaan interpreteren? Er zit natuurlijk ook kracht in zo’n museum, maar je moet het wel anders gaan benaderen. Dus het eerste wat ik dan doe is fysiek de ruimte verkennen en kijken wat er eigenlijk is in zo’n museum. Dan zie ik bordjes met “niet aanraken” en lelijke groene nooduitgang bordjes. Die gaan dus allemaal weg.’ Lacht. Moet je daar dan een strijd over voeren? ‘Nee, dat is een voorwaarde, dat is heel simpel. En het grappige is, op het moment dat je 800 vierkante meter landschap maakt en je overlegt dat met het museum, de veiligheidsinspecteurs en de brandweerinspecteur, dan snappen ze eigenlijk wel dat het landschap van zichzelf al veel licht geeft. Maar er komt wel een fallback, als er iemand flauwvalt kun je op een knop drukken en dan gaat al het licht aan.’ Een museum is een totaal andere omgeving. ‘Ja, dus waarmee ik begin, en dat neemt tachtig procent van de tijd in, is on-ontwerpen: dingen weghalen om een soort schoonheid en naaktheid in de ruimte terug te brengen. Daarna kan ik pas gaan ontwerpen en ga ik aan de slag met het thema PRESENCE. Dat gaat over de impact die jij hebt op je landschap, je ecologische footprint. Maar het gaat ook over jij die fysiek in de ruimte staat, en die ruimte die reageert op jou.’
Elkaar uitdagen
Heeft het Groninger Museum het initiatief genomen? ‘Ja ze hebben twee jaar lang geprobeerd me over te halen. En dan loop je elkaar uit te dagen, niet alleen ik hen maar zij ook mij. Dat vond ik heel leuk, die interactie. Een museum heeft een hele andere taal, dus ik heb heel lang nee gezegd. Maar ze bleven heel vriendelijk. Toen deed ik een heel radicaal voorstel, en toen zeiden ze ja. Toen dacht ik shit, nu moet ik het ook gaan doen.’ Lacht. ‘Ik vind het leuk dat het museum het experiment durfde aan te gaan. En ze doen dit soort soloprojecten al heel lang. Ze weten als geen ander hoe je met een kunstenaar kan nadenken over het vertellen van een verhaal. Alleen wilde ik het wel anders doen. Bordjes met ‘niet aanraken’ voelen voor mij heel doods. Ik zei vanaf het begin: ik wil nieuw werk maken, ik wil een landschap maken, ik wil dat het gaat reizen internationaal.’ Reizen - natuurlijk. Wat is het plan? ‘Nou, nog niemand heeft toegezegd, maar ik heb op het oog Singapore, Melbourne, en Houston. Maar goed, iedereen moet het project eerst nog zien.’
“De eerste prototypes zijn altijd shit, net als dat je eerste pannenkoek altijd mislukt”
Hoe verliep het contact met de curatoren?Gaven ze jou veel ruimte, begrepen ze wat je wilde? ‘Het gaat om een soort vertrouwen. Dat je samen iets gaat maken waarvan je nog niet weet wat het wordt, maar wel dat het iets heel tofs gaat worden. En dat je er dan ook voor gaat knokken. Het commitment is belangrijk. Je hebt een smaak in je mond, maar je weet de ingrediënten nog niet. Dan ga je koken, proeven, uitproberen, en dan kijk je of je een Michelin één-sterrengerecht krijgt. Maar in het begin is de smaak in je mond nog superabstract. En dan maak je prototypes. De eerste prototypes zijn altijd shit, net als dat je eerste pannenkoek altijd mislukt. En dan ga je stapje voor stapje verder.’ Hoe gaat PRESENCE eruit zien? ‘PRESENCE maakt je bewust van de impact die je hebt op de wereld, en het daagt je uit om dat actief te gaan onderzoeken. De tentoonstelling begint heel geometrisch, een soort 3D Mondriaan met blokken grid. Het licht scant de ruimte, en doordat je daarover heenloopt wordt jouw afdruk zichtbaar. En hoe meer je door die ruimte heen beweegt, hoe organischer het wordt. Er komt een soort van sterrenstof, een soort bolachtige planeten. Hoe verder je door de tentoonstelling heenloopt, hoe vrijer je wordt. Doordat jij er bent, beïnvloed je dat landschap, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.’ Kun je ook dingen aanraken? ‘Jazeker. Ik zal je even een ruimte laten zien.’ Roosegaarde neemt me mee naar zijn testruimte. Hij vraagt een collega om ons een aantal ruimtes te laten zien.
Interieur Studio Roosegaarde in Rotterdam
Voorproefje
Deze ruimte gebruik je als test voor alle verschillende ruimtes in het Groninger Museum? ‘Ja, hier gebruiken we alle techniek en doen we interactietesten, materiaaltesten of duurzaamheidstesten voor allerlei projecten.’ We gaan een pikdonkere, kubusvormige ruimte in van drie bij drie meter. Ik mag er geen beeldopnamen maken. Roosegaarde: ‘Dit is een van de eerste ruimten.’ Een blauwe lijn trekt door de hele ruimte, als onze bewegingen de lijn kruisen laten we sporen achter die oplichten. ‘Dit is eigenlijk alsof je in een soort kopieerapparaat zit’, vertelt Roosegaarde. ‘Het is de wereld die je scant, die je onthult. Kijk, het licht wordt op een gegeven moment nog wat intensiever. Mooi hè?’ Een nieuwe ruimte wordt gestart. Roosegaarde: ‘Dit is een soort sterrenstof waar je doorheen kunt lopen. We creëren een kunstmatige wind, die blaast erdoorheen. En dit mag je aanraken.’ Kunststof bolletjes worden uitgegoten op een pilaar. Ik mag er met mijn handen doorheen kneden, terwijl er een spot staat op de bolletjes. Dan zie ik dat mijn bewegingen een vreemd soort sporen achterlaten die door het materiaal heen bewegen als kleine visjes. Ook Roosegaarde gaat met zijn hand door de bolletjes heen. ‘Grappig hè. Het begint heel dominant, en het eindigt in een soort sterrenstof. En het vervormt, het muteert je ook een beetje. Kijk, als ik zo mijn hand doe.’ Weer verschijnen de bizarre sporen die een eigen leven gaan leiden. Je zintuigen worden goed op de proef gesteld, valt me op. Roosegaarde: ‘Het is niet een schilderij waar je gewoon naar kunt kijken, je moet er iets mee doen. Dit hier is eigenlijk een fosforiserende vloer, het licht activeert die vloer, en jij maakt de afdrukken erop. Hij ververst zichzelf elke keer.’ Een volgende ruimte wordt aangezet. ‘Dit is een ruimte waar we een vloer en alle wanden fosforiseren met blauw licht. Je loopt door die ruimte heen, en daar gebeurt het al.’ Op de muur en vloer laten onze aanrakingen donkere schaduwen achter. Spookachtig. Roosegaarde: ‘En als je nu beweegt dan krijgt je schaduw ook nog een andere kleur. En langzaam vervaagt die dan weer. Het is eigenlijk een hele speelse manier van jouw presence.’ Mijn preview is afgelopen. Verdwaasd loop ik de testruimte weer uit, terug via de ijzeren trap omhoog naar de ontvangstruimte.
Prototypes van Icoon Afsluitdijk - Daan Roosegaarde
Madonna gaat nog wel een keertje 'ja' zeggen
Roosegaardes ideeën voor nieuwe projecten komen meestal voort uit een irritatie, of juist een fascinatie. Irritatie over de smog in Beijing leidde tot de Smog Free Tower, fascinatie met lichtgevende algen tijdens het nachtduiken, een hobby van Roosegaarde, leidde tot het synthetisch opwekken van zulke algen voor onder meer Icoon Afsluitdijk. Soms wordt Roosegaarde door iemand gevraagd om iets te ontwikkelen. Door het ministerie van Economische Zaken, of door het Van Gogh Instituut. Een luxe die alleen een gevierd innovator kent. Ik vraag me af hoe ver zijn roem rijkt. Maak je nog wel eens mee dat je iemand belt om samen te werken, en dat ze dan zeggen: wie ben jij? ‘Ja, Madonna, die doet heel moeilijk.’ Grinnikt. ‘Maar she’s gonna cave in. Die gaat nog wel een keertje ja zeggen. Wat ik heel graag zou willen is een gesprek met haar voeren en dan een mindreader gebruiken. Die bestaan al, maar niemand heeft er nog een 3D printer op aangesloten. Ik zou met haar willen praten over de toekomst, die mindreader op haar hoofd zetten, die koppelen aan een 3D printer, en dan kijken wat eruit komt rollen.’ Dat is dus de volgende droom. ‘Zoiets.’ Triomfantelijk kijkt Roosegaarde me aan.
Verbeelding is de leidraad
De toekomst is een fascinatie van Roosegaarde. Daarbij is verbeelding volgens hem de leidraad. ‘Doordat je je kunt verbeelden, kun je er ook komen. Dat is het bijzondere van verbeelding en het belangrijke van kunst: we moeten weer beelden gaan creëren hoe we willen dat de toekomst eruit gaat zien. Want als we het niet verbéélden, gaan we er ook niet komen.’ Roosegaarde vervolgt: ‘Ik vind het raar dat we niet zo nieuwgierig zijn naar de toekomst. In de jaren zestig en zeventig was er een euforie, we gingen naar de maan. Maar nu lijkt het wel alsof we bang zijn: robots nemen onze banen over, de Chinezen kopen alles op, het is allemaal eng.’ Dus de verwondering is omgeslagen in angst? ‘Heel erg. Met name in Nederland en in Europa. We zitten hier op slot. Maar niet bij de ESA (European Space Agency, red.), die zeggen we doen het allemaal voor humanity, let’s go to the moon, let’s go to mars.’ Wil jij naar de maan? ‘Ik heb andere planeten die mijn voorkeur hebben. Maar er is een bedrijf dat ruimteballonnen creëert, die gaan naar de stratosfeer op 30 tot 40 kilometer hoogte, en dan zie je de aarde om je heen draaien. Je gaat in vier uur omhoog, bent daar vijf uur, en dan ga je in vier uur weer naar beneden. Ze lanceren het volgend jaar. Het is een soort duiken, maar dan in de ruimte. Dat ga ik wel doen.’ Waaraan merk je dat we in Nederland op slot zitten? ‘Als ik in de jury zit voor internationale design awards, duiken elke keer die Nederlanders op. Baggeraars, ontwerpers, architecten, er zit zoveel talent in ons kleine land. Stiekem is creativiteit ons kapitaal. We zijn er supergoed in. Maar we vieren het nauwelijks, we zijn er niet echt trots op en we investeren er helemaal niet in.’
“Een goede tentoonstelling moet een soort verborgen kapitaal uitlokken bij de mens”
Kom dat niet door onze cultuur? Of is dat te makkelijk? ‘Ja en nee. Aan de ene kant doen we het wel, en aan de andere kant doen we het ook weer niet. We maken van elke kaviaar een konijnenkeutel. Laten we ons realiseren dat cultuur een aanjager kan zijn voor een nieuwe wereld, dat het niet slechts decoratie is, een nice to have. Er zit een ruimte in onze kop waardoor we, als we het toelaten, bepaalde dingen ineens toch blijken te kunnen. Er is een bekend verhaal over een hardlooprecord dat lichamelijk gezien onmogelijk te verbreken zou zijn, daar was iedereen van overtuigd. Totdat een Brit die dat standpunt niet kende het ineens toch verbrak, met 20 seconden! Misschien gaan we die eigenschap nog wel hard nodig hebben, willen we omgaan met de uitdagingen waar we mee zitten: de zeespiegel, CO2, et cetera. Een goede tentoonstelling moet dat soort verborgen kapitaal uitlokken bij de mens. Dat moet wel het doel van deze Groninger Museum tentoonstelling worden: dat je een extra dimensie in je kop krijgt.’ Tekst loopt door onder de foto.
PRESENCE - Daan Roosegaarde
Ruysdael als voorbeeld
In de onophoudelijke stroom verhalen die Roosegaarde vertelt, komen uiteenlopende inspiratiebronnen langs. Op zijn zestiende gaat hij met tegenzin naar een tentoonstelling, in opdracht van zijn kunstgeschiedenislerares. Hij kiest voor het Nederlands Architectuur Instituut (tegenwoordig Het Nieuwe Instituut, red.). ‘Ik zag daar gigantische houten modellen en torens en toen dacht ik: dit is wat ik wil. Het was werk van Arata Isozaki, een Japanse architect. Ik dacht: wat ik wil, is kennelijk een vak. Dat kan je leren en je kunt het bouwen. Cool.’ Roosegaarde laat zich ook door oude meesters inspireren: Ruysdael is een groot voorbeeld. ‘Ik weet zeker dat als hij nu had geleefd, hij ook anti-smog was geweest en protest was gaan voeren. Want hij was gefascineerd door de Nederlandse luchten, schone lucht. Zijn obsessie met licht en lucht vind ik heel fascinerend.’ Maar er zijn toch heel veel schilders geweest die daar een obsessie mee hadden, waarom springt hij er voor jou dan uit? ‘Pfoeh, hij is denk ik de eerste die ik heb gezien. Toen ik tiener was zag ik hem en dacht ik: wow.’ Roosegaarde knipt met zijn vingers. ‘Dat was in het Rijksmuseum. Ik heb Wim Pijbes nog geprobeerd te overtuigen of ik op mijn verjaardag een van de Ruysdaels één dagje mocht lenen, hier in de studio.’ Jammer, niet gelukt dus? ‘Ik mag niet zeggen of het gelukt is ja of nee.’ Roosegaarde schatert. ‘Gewoon voor een dagje. Gaan ze toch niet missen, ze zijn toch gesloten op maandag.' Toch staat jouw werk ver af van wat Ruysdael deed. ‘Nou, ik maak een soort landschappen waar mensen onderdeel van zijn. Dus zo ver weg sta ik ook weer niet van Ruysdael. Ik voel me in ieder geval onderdeel van die traditie. Alleen ik heb al die verschillende materialen nu, en Ruysdael deed het met verf en doek. Maar zij daagden ook de techniek uit.’ Op wat voor manier dan? ‘Als je die eindeloze studies ziet, dui-zen-den studies over hoe je licht laat reflecteren op mensen. Het was echt obsessief, als je al die testen ziet. Dat is eigenlijk heel erg vergelijkbaar met hoe we het hier doen. Heel veel pielen, en dan stapje voor stapje leren, ook van elkaar. Dat ging toen net zo: al die Hollandse meesters kopieerden en leerden van elkaar.’ Roosegaarde was van jongs af aan al geobsedeerd door techniek. Daar ben ik benieuwd naar. Als klein jongetje stel ik me Daan van vijf jaar voor die de KIJK van voor naar achteren las. ‘Ja zeker, ik las alles over techniek. Maar nu kan ik het zelf doen.’ Roosegaarde stuurt het gesprek soepel terug naar het heden. Over zijn jeugd praten doet hij niet, zo wordt ook uit eerdere interviews duidelijk. Hij richt zich liever op de toekomst. Goed, we gaan weer naar het nu.
Icoon Afsluitdijk - Daan Roosegaarde
Dienstbaar
Je bent kunstenaar en innovator. Maar als je moest kiezen hoe ik jou zie, wat kies je dan? ‘Ik ben niet zo geïnteresseerd in definiëren, ik ben meer geïnteresseerd in exploreren. Ik ben wat ik moet zijn om de ideeën die ik in mijn kop heb te realiseren. Met het Space Waste Lab project moet je soms meer een entrepreneur zijn en infiltreren in die wereld, en op andere momenten moet je juist meer dat poëtische gevoel centraal stellen. Dan leidt dat je erdoor heen.’
“Ik ben niet zo geïnteresseerd in definiëren. Ik ben wat ik moet zijn om de ideeën die ik in mijn kop heb te realiseren”
Jouw rol is dienstbaar. ‘Ja, veel dienstbaarder dan je zou denken. Het idee leid je, dus jij maakt het idee maar het idee maakt ook jou. Kijk eens waar we hier zitten, als je me dit tien jaar geleden had verteld dan had ik gezegd, dat ga ik helemaal niet doen, ik ga lekker in mijn eentje blijven. Maar dit zijn allemaal consequenties die je accepteert, omdat je iets wil. En dat maakt het ook leuk.’ Zie je PRESENCE ook als een kans om een heel nieuw publiek te trekken? ‘Het Groninger Museum krijgt ruim 800 bezoekers per dag, alles en iedereen komt daar. En een museum is heel interessant om verwondering uit te lokken, het heeft een soort tastbaarheid. Ook merk ik dat heel veel mensen meer willen. Ze zijn bijvoorbeeld al naar mijn Van Gogh pad geweest, maar dit is iets waar je zes maanden lang, vijf dagen in de week naartoe kunt gaan. Het heeft daarmee een soort hartelijkheid. Dat vind ik heel cool. Ook verschijnt er met de tentoonstelling voor het eerst een groot oeuvre boek van Phaidon over al mijn projecten. Dat boek geeft echt een kijkje in de keuken, en dat is ook een vorm van direct contact maken met het publiek.’ Ben je zenuwachtig voor de opening? ‘Tot een paar maanden geleden wel. Maar de prototypes beginnen nu echt goed te worden. De hardware is af, nu gaat het om de software. We hebben het museum een paar weken voor onszelf en gaan daar dan met al mijn software engineers fulltime testen. Het ligt zo gevoelig. Een paar seconden meer, een paar seconden minder. Het is een soort haute couture, it’s gotta be perfect. En tegelijkertijd is het ook een podium. Mensen kunnen doen wat ze willen. Ze kunnen kijken, ze kunnen interacteren. Ze zijn onderdeel van het kunstwerk.’ Roosegaardes telefoon gaat voor de zoveelste keer. ‘Can I call you back in two minutes?’ We moeten afsluiten, een nieuwe journalist hangt aan de lijn. ‘Kom lekker kijken in Groningen’, zegt Roosegaarde. Dat ga ik zeker doen. PRESENCE is te zien in het Groninger Museum van 22 juni 2019 tot en met 12 januari 2020. www.groningermuseum.nlTEKST: Susan Nortier
Relevant: Hoe Daan Roosegaarde erin geluisd werd door College tour!